William Lazonick is een Canadese econoom die zich richt op innovatie en concurrentie binnen de wereldeconomie. Zijn onderzoek tracht te begrijpen hoe nationale economieën stabiele en billijke groei kunnen bereiken door middel van innovatief ondernemerschap. Hij is de bedenker van de 'theorie van het innovatieve bedrijf', die volgens hem zowel een essentieel intellectueel fundament biedt voor het begrijpen van economische prestaties als een fundamentele kritiek op de neoklassieke markttheorie. Lazonicks huidige werk onderzoekt hoe de financialisering van Amerikaanse industriële ondernemingen – zichtbaar door massale uitkeringen aan aandeelhouders en een explosie van aandelen-gebaseerde beloningen voor leidinggevenden – leidt tot instabiliteit van de werkgelegenheid, inkomensongelijkheid en ondermijnt het innovatieve vermogen van de Amerikaanse economie. Hij voert ook cross-nationaal vergelijkend onderzoek uit naar de sociale omstandigheden die innovatief ondernemerschap mogelijk maken of belemmeren, met speciale aandacht voor de economieën van Groot-Brittannië, Japan, China en de Verenigde Staten.
The book explores the transition of industrial leadership from Britain to the United States and subsequently to Japan, highlighting the evolution of business investment strategies and organizational structures that facilitated these shifts. It delves into the factors that influenced these changes, offering insights into how different nations adapted to emerging economic landscapes throughout the century.
This book explains how an ideology of corporate resource allocation known as 'maximizing shareholder value' (MSV) that emerged in the 1980s undermined the social foundations of sustainable prosperity in the United States, resulting in rising inequality and slow productivity growth, and sets out an agenda for restoring sustainable prosperity.
This Element explains how corporate financialization, manifested by predatory value extraction in the name of 'maximizing shareholder value', undermines investment in innovation in the United States. It outlines a policy framework that confronts predatory value extraction and puts in place social institutions that support sustainable prosperity.