Het is e 7e eeuw voor Christus. Bij een zoutmijn komen een man en een jongen, beide in vuile, gescheurde kleren aan. Hun nederzetting is beroofd en verwoest. Nennius vraagt zich af of de krachten van het masker van het meer hier kunnen helpen. Immers, heeft zijn grootvader niet in een soortgelijke situatie verkeerd? En is toen op aanwijzing van de spreuk van de oude Addedus het masker niet in het meer geworpen? Het boek besluit met een epiloog over de historische achtergronden van de tijd waarin het verhaal zich afspeelt.
Piet Brouwer Volgorde van de boeken

- 1992