De principes van de scheikunde worden in dit boek op een toegankelijke wijze behandeld aan de hand van de geschiedenis die dit vakgebied heeft doorgemaakt. Beginnend met de Egyptenaren, die al glas en kleurstoffen chemisch wisten te bereiden, via de alchemisten uit de renaissance, de gasonderzoekers uit de zeventiende en achttiende eeuw zoals Boyle, Cavendish en Priestly, tot de grondleggers van de moderne atomaire scheikunde zoals Lavoisier, Dalton en Avogadro. Anekdotes over deze soms zeer excentrieke wetenschappers vormen de smaakmakers van dit boek, dat de lezer overigens ook regelmatig eenvoudige opgaven voorschotelt om na te gaan of hij/zij het allemaal wel begrepen heeft. De ontwikkelingen uit de twintigste eeuw zoals de organische chemie, polymeerchemie en biochemie komen niet aan bod en het moet dan ook gezien worden als een inleiding waarmee (globaal) aan het niveau van eind vwo/havo geproefd kan worden. Kortom, een aangename kennismaking met een vakgebied dat over het algemeen genomen bepaald geen populair imago heeft.
